Het eerste gedicht in het nederlands:
vrouwenlied of een verliefde monnik?
‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic andu thu. Wat
unbidan we nu?’
(Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik
en jij. Wat wachten wij nu?)
Deze week lanceerde de
Utrechtse mediëvist Frits van Oostrom een nieuwe theorie over de
eerste zinnen die in het Nederlands werden geschreven (zie hierboven). Lang werd aangenomen dat de tekst van de hand van
een verliefde middeleeuwse monnik was. Volgens van Oostrom zijn het echter
de woorden van een vrouw.
Het rijmpje werd in 1931 gevonden
in een Engels handschrift en in 1933 werd de vondst in Nederland
bekend. Sindsdien is er vaak gespeculeerd over wie de woorden
schreef en waarom.
Volgens Van Oostrom zijn de woorden
weliswaar opgeschreven door een mannelijk kopiist, maar zijn het
de woorden van een vrouw. Van Oostrom laat zien dat de regels
aansluiten bij een toentertijd bestaande literaire traditie van
Spaanse volksliedjes (kharjas) die vanuit vrouwelijk perspectief
werden gezongen. Deze liedjes werden in eerste instantie
mondeling doorgegeven en kwamen pas later op schrift terecht als vrouwenliederen.
De tekst dateert waarschijnlijk uit de tweede helft van de elfde eeuw. Voor die tijd werden
alle teksten in het latijn geschreven. Teksten in 'volkstalen', zoals het Nederlands, ontstonden pas
in de late Middeleeuwen. Daarom worden deze paar regels wel gezien als het begin van de Nederlandse literatuur.
Meer lezen:
Meer over 'Hebban olla vogala' vanaf 1933 (met gehele tekst)
'Hebban olla vogala' en de nederlandse literatuurgeschiedenis
'Hebban olla vogala' als begin van de volkstaal naast het Latijn
Het handshrift letter voor letter ontleed
Meer over Kharjas (vrouwenliederen), site in het engels
Voorbeeld van een Kharjas met geluidsfragment (mp3)
Terug
naar jaaroverzicht