Vakantiespecial 1: Op de kiek
De zomervakantie: tijd voor verre reizen en vakantiekiekjes.
Reizen en fotograferen horen voor veel mensen bij elkaar. Daarom
vier weken lang een vrouwengeschiedenis-zomerspecial over
reizende en fotograferende vrouwen. Deze week deel 1: Op de kiek, over de vroege fotografie in Nederland.
In 1839 werd een nieuwe techniek om te fotograferen uitgevonden, de daguerrotypie.
Deze naam werd ontleend aan een van de pioniers op het gebied van de
fotografie, Louis Daguerre, die wel als uitvinder van de
fotografie wordt gezien. Tot 1855 was de daguerrotypie de meest
gebruikte manier van fotograferen.
De eerste foto's werden
rechtstreeks op een koperen plaat gemaakt. Deze platen waren met
een laagje zilver lichtgevoelig gemaakt. Na een lange
belichtingstijd ontstond op deze plaat een beeld. Zo'n foto was
dus een eenmalige afbeelding, er werd geen gebruik gemaakt van
een negatief. Het negatief-positief procedé werd enkele jaren
later uitgevonden door de Engelsman Fox Talbot. Door het gebruik
maken van een negatief werd het mogelijk van één opname meerdere afdrukken te maken.
De nieuwe techniek van het fotograferen werd door een aantal
Nederlanders snel opgepikt. Zo volgde kunstschilder en antiquair
Christiaan Portman in 1839 al een opleiding daguerrotypie in Parijs
en hij bracht de eerste apparatuur mee terug naar Nederland.
De eerste Nederlandse foto's waren vooral
kunstzinnig: portretten, stadsgezichten en landschappen.
Dezelfde onderwerpen als die in de schilderkunst veel
werden afgebeeld. Al snel kwam ook de eerste commerciële
toepassing van de fotografie: de 'carte de visite'. Dit was een vel met 8 kleine
portretjes die als een soort visitekaartjes konden worden
uitgedeeld. De Leidse fotograaf J.D. Kiek verdiende zijn brood
met het maken van deze fotootjes, en zo ontstond het woord
'Kiekje' als synoniem voor een foto.
De nieuwe techniek van het fotograferen werd ook vrij snel door een aantal vrouwen
geleerd. In deze zomerspecial komen er drie aan bod: stadsfotografe Maria Hille (zie week 30)
getalenteerd amateur Alexandrine TInne (week 29) en portretfotografe Julia Magaret Cameron(week 31).
De fotografie werd tot 1890 niet veel
toegepast door 'amateurs'. Het hele procedé met natte platen en
vloeistoffen was enorm kostbaar en arbeidsintensief. Bovendien
was het niet gemakkelijk om buiten foto's te maken. De platen
moesten direct na het belichten worden ontwikkeld, waarmee een
doka dus altijd binnen handbereik moest zijn. De Haagse dame
Alexandrine Tinne was een van de eerste
fotografen die dit oploste door een mobiele doka in een koets te
gebruiken.
Toch gingen er in de Nederlandse salons heel wat (gekochte) foto's van hand
tot hand. Een heel populaire vorm van fotografie was de
stereofotografie. Hierbij werden twee foto's gelijktijdig genomen, met een
speciale camera met twee lenzen. De gemaakte beelden zijn daardoor
iets ten opzichte van elkaar verschoven. Wanneer deze foto's met
een speciale kijker bekeken worden, lijkt het alsof de foto's
diepte hebben. Een voor die tijd ongekende manier van weergeven
van de werkelijkheid.
Meer lezen:
Meer over de geschiedenis van de fotografie
Een tijdbalk over fotografie
Over fotograaf Kiek
Over het principe van de stereofotografie
Meer over stereofotografie (in het engels, met veel fotografielinks en voorbeelden)
Meer over historische camera's (let op de revolvercamera!)